Jaroussky - Haendel

Jaroussky - Haendel ©
Afficher les détails
Jaroussky triomfeert in Bozar

Tijdens zijn verblijf in Londen tussen 1711 en 1741, componeerde Händel 35 Opera's, waarvan sommige meer succes kenden dan anderen, alvorens zich te wijden aan zijn Engelse werken, voornamelijk oratoria. Philippe Jaroussky, één van de meest getalenteerde contretenoren, 39 jaar oud, doet ons een palet van mindere gekende, doch heel virtuoze, aria’s ontdekken, af en toe aangepast aan zijn timbre en bereik, om zich zo natuurlijk en comfortabel mogelijk te kunnen uitdrukken. Alle ingrediënten van de barokke opera zijn aanwezig: liefde, jaloezie, wraak en heldenmoed.

De zanger, populair voor zijn onderzoek naar ‘vergeten‘ werken, wordt vergezeld door Artaserse, die hij in 2002 oprichtte en ondertussen heel wat internationale erkenning geniet. Vanavond laten ze een prachtige uitvoering zien onder leiding van de virtuoze Chileense concertmeester Raúl Orellana, bekend om zijn dynamisch en verfijnd spel . Het concert is onderdeel van een internationale toernee met meer dan twintig concerten, naar aanleiding van de release van zijn nieuwe CD The Händel Album.

De voorstelling is georganiseerd in vier series van recitatieven en/of aria’s, telkens voorafgegaan door mooie instrumentale stukken. Het publiek kan dus van enkele majestueuze openingen en langzame instrumentale bewegingen genieten, die subtiel overvloeien in de recitatieven en aria’s. Zoals Philippe Jaroussky later tijdens de handtekeningsessie zal uitleggen, werd voor deze programmatie gekozen, niet alleen om de kwaliteiten van het orkest in de kijker te zetten, maar ook om de korte muzikale stukken zo vloeiend mogelijk in de recitatieven en aria’s te laten overgaan.

Reeds van bij de Ouverture van Radamisto, wordt het publiek betoverd door het verrassend dynamisch spel, vooral van de eerste viool Raúl Orellana, die dezelfde energie gedurende de hele avond weet te behouden. Hun spel is boeiend, charmant, met duidelijke en welomschreven aanvallen, verschillende tempi en nuances die zonder enige moeite afgewisseld worden. Vermeldenswaardig zijn ook de mooie hobopassages, die zorgen voor de nodige frisheid, vooral in de symfonie Arrival of the Queen of Sheba uit Salomon en het Allegro ma non troppo van het Concerto grosso in sol klein (gevolgd door het Largo)...

Radamisto, gecomponeerd in 1720, verhaalt over het gelukkige paar Radamisto en Zenobia, dat belegerd wordt door Tiridates, koning van Armenië. Deze laatste is verliefd op Zenobia en probeert haar gevangen te nemen, ondanks zijn huwelijk met de trouwe Polissena, zus van Radamisto. In de aria Ombra Cara, waarschijnlijk de bekendste lucht van de avond, treurt Radamisto om de schijnbare zelfmoord van zijn vrouw en belooft haar te zullen wreken uit dank voor haar trouw. Philippe Jaroussky blinkt uit in de uitdrukking van zijn jammerklacht, met hele mooie, zachte en kristalheldere hoge noten, en ondersteund door de fagot is het een ontroerende uitvoering. De wreedheid van Tiridates wordt aan de kaak gesteld in het recitatief Vieni d’empietà nostro crudele gevolgd door het snellere tempo in de aria Vile, se mi dai vita, vertaald door een zeer dicht en levendig vioolspel en een uitgesproken articulatie, vooral de medeklinkers (crudele, spietato, sempre ti sprezzera, atto di vilta).

Drie jaar later, in 1723, componeerde Händel Flavio, re de’Longobardi, een werk dat liefde, (anti) heldenmoed, persoonlijke drama, politieke intriges combineert... In zijn eerste recitatief Son pur felice, gevolgd door de aria Bel contento, bezingt Guido, zoon van Ugone - adviseur van de koning - zijn geluk en liefde voor Emilia, dochter van Lotario, zijn collega en eveneens adviseur van de koning. Het begin van het recitatief wordt zacht en engelachtig gebracht, maar dan gaat Philippe Jaroussky over tot een sneller tempo met de nodige versieringen, met een zeer goed beheerste adem en een virtuositeit die kenmerkend zijn voor hem, zelfs al leken sommige noten een beetje te laag voor zijn register. In het recitatief Privarmi ancora en de aria Rompo i lacci, wordt de angst van Guido prachtig in de verf gezet door de woede en cadans van de strijkers alsook door de dynamische zang. Hij moet namelijk zijn geliefde Emilia verraden door de moord op zijn vader te wreken; tevens realiseert hij zich hij niet kan leven zonder haar.

In Siroe, re di Persa (1728), beslist koning Cosroe om af te treden in het voordeel van zijn jongste zoon Medarse, die minder deugdzaam is dan zijn oudere broer Siroe, kroonprins. Deze laatste heeft geen begrip voor dit onrecht en geeft uiting van zijn wanhoop en onbegrip aan de goden in het klagend recitatief Son stanco, ingiusti Numi, met een expressieve muzikale begeleiding, gevolgd door de ontroerende aria Deggio morrire, o stelle, gekenmerkt door een opmerkelijke beheersing van de hoge tonen.

Tolomeo, re Egitto, geproduceerd op het einde van datzelfde seizoen (1723), bevat de belangrijkste thema’s zoals wraak, lust, verloren liefde, loyaliteit, en uiteindelijk verzoening. Het hoofdpersonage is verbannen naar Cyprus om te ontsnappen aan zijn strafrechtelijke moeder-koningin. Hij wordt echter gevangengezet en veroordeeld tot het drinken van een dodelijk gif. In het recitatief Che più si tarda omai formuleert hij menige verwijten aan het adres van zijn broer, moeder en de koning van Cyprus, en betreurt het om niet verenigd te zijn met zijn geliefde Seleuce. Na het drinken van het gif, gooit hij de gifbeker weg. In de aria Stille amare, già vi sento, voelt hij zijn dood naderen, extra benadrukt door het ritme van de snaren en de expressieve vocale interpretatie van zijn lijdensweg.



De in 1937 gecomponeerde Giustino, verhaalt het leven van een jonge man die in de velden werkt en die tijdens zijn slaap een voorspoedig visioen heeft. Hij zou namelijk bestemd zijn om iets groots te verwezenlijken. Als hij wakker wordt, ziet hij een jong meisje (prinses Leocasta), dat aangevallen wordt door een beer. Hij voorkomt dat de prinses gedood wordt en zal worden uitgenodigd naar het paleis, waar hij wordt toegejuicht als een held. Giustino, nog steeds verbaasd over de voorspellingen van de godin Fortunata, is klaar voor het avontuur en gaat op zoek naar glorie in het recitatief Chi mi chiama alla gloria. Hij aanvaardt zijn lot in de briljante vertolking van de aria Se parla nel moi cor.

Imeneo is de voorlaatste opera die gecomponeerd werd door Handel tijdens zijn verblijf in Londen (1940). Het werk opent met de jammerklacht van de jonge Athener Tirinto, die net heeft vernomen dat zijn geliefde is ontvoerd door piraten en betreurt haar lot. Hij wil zijn haar terugvinden en hoopt dat zijn zuchten de golven kunnen dwingen om zijn boot rechtsomkeer te laten maken. De aria Se potessero i sospir’miei wordt met een verrassende gevoeligheid gebracht, met heldere en zuivere klanken, vooral bij de hogere noten.

Na een lange staande ovatie aan het einde van hun prestaties, belonen de muzikanten het publiek met nog drie encores. De eerste is de pathetische aria Qual nave smarrita uit Radamisto, waarin laatstgenoemde zijn lot beweent en wordt door de contratenor heel zacht en teder geïnterpreteerd. Zijn traditionele grappige toets brengt Philippe Jaroussky tijdens de tweede encore, in de aria Si, la voglio e l’otterò uit Serse. Na een expressief dramatische interpretatie loopt hij schijnbaar boos het podium af. De zaal davert van het applaus en het gelach. In de derde encore, het vertederende Ombra mai fu, eveneens uit Serse - waarschijnlijk een van de meeste gezongen barokaria’s – blinkt hij nogmaals uit door zijn buitengewone techniek en vocale capaciteiten. Deze aria getuigt van een aangrijpende schoonheid en besluit een mooie avond van hoogstaande muzikale kwaliteit.



Publié le 01 nov. 2017 par Marina Somers